Liselore Gerritsen Lyrics
Brief Aan Anna Lyrics
Jij hebt een huis, Anna, en vier kinderen
Een man die 's morgens vroeg het land op gaat
Om twaalf uur voor het middageten
En daarna weer om vijf uur of iets later thuiskomt
Het huis is dan vol schemerlicht
De kinderen zijn druk
Nog even
Tot een uur of zeven
Dan liggen ze er in
De kleinsten in de bedstee bij elkaar
De oudsten naast elkaar op zolder
Met een schot er tussen
Waarop ze vreemde seinen tikken
Alleen maar duid'lijk voor elkaar
Jouw oudste is nu zeven jaar
Je zult hem net als mij te veel verwennen
En later zal hij net als ik de woorden kennen
Die jij fluistert in de zwarte nacht
Ze waren zacht, die woorden
Ik hoor ze nog altijd
En soms troost ik er anderen mee, zoals mezelf
Ik ben nog steeds op reis, Anna
Als door een treinraam langs me heen en van me af gegleden
Zijn de mensen
Zijn de dorpen
Zijn de steden
Telkens weer een ander leven
Ik ben nog steeds op reis
Maar mijn angsten maken me niet meer zo bang
En mijn dromen, die bekijk ik op een afstand
Mijn liefde werd wat vragender
Mijn tederheid uitdagender
Veel wijzer werd ik niet, Anna
Maar mijn geluk en mijn verdriet zijn iets dichter bij de plek waar ze horen
Jij hebt gedacht over je sinterklaascadeaus
Wie je dit jaar met kerstmis nog moest schrijven
Op zulke dagen weet ik nooit waar ik moet blijven
Op zulke dagen weet ik nooit waar ik moet blijven
Ze overvallen me als een herinnering
Mijn feestdagen vallen op andere dagen, Anna
Dat was mijn eigen keus
Maar ze zijn me aangedragen door een paar mensen
Die dan misschien wel niet van God of gebod wisten
Maar van andere dingen evenveel als jij
Ik vier ze net als jij
Je kerst
Je oudejaar
Ook verjaardagen onthou ik niet
Maar elk seizoen brengt wel een weerzien of herinnering
En elke dag
Of ik het wil of niet
Wel een verjaardag van mezelf
De kruisiging van Christus vergeet ik vaak op Goeie Vrijdag
Maar ik herdenk hem
Ook al noodgedwongen
Vaker in het jaar
Bij elk verdriet
Bij elke pijn van iemand die onschuldig is
Gaat er een spijker in twee open handen
En ben ik uitgepraat
En over de wederopstanding denk ik nooit na
Niet uit principe
Maar ik vind het niet mijn zaak
Te denken over wat of hoe na nu
Ik vind alleen vandaag mijn taak
Die ik wel aardig goed volbracht heb
Als ik straks rustig in kan slapen, ook al zou ik van z'n levensdagen niet meer wakker worden
En alleen zijn kan ik nu iets beter aan
Mijn vrijheid kan ik ook gebonden vinden
De onrust onontkoombaar
Maar ik vind hem wel aanvaardbaar nu
Veel wijzer werd ik niet, Anna
Maar mijn geluk en mijn verdriet zijn iets dichter bij de plek waar ze horen
Je schrijft me dat de tijd zo vlug voorbijgaat
Dat je me nu al jaren niet meer zag
Je keert de goudrenetten op de zolder
En vraagt je af
Wie er bij me is om over me te waken als ik niet kan slapen
Je legt je handen om het kleine hoofd uit je herinnering en telt de jaren
Maar ik ben al in de dertig, Anna
Het is lang geleden dat anderen voor me deden wat ik nu zelf moest doen
Soms kijk ik uit het een of ander raam en noem je naam
Je hoort me niet
Je keert de goudrenetten op de zolder
Je stopt je kinderen in bed
Je bakt het brood
Verwacht de winter
Breit warme truien voor de kind'ren
En als het eerste vliesje ijs onder je voeten kraakt
Weet je dat er weer een jaar bijna voorbij is
Ook de najaarsstormen kun jij heel goed aan
Ik roep altijd je naam als het stormt, Anna
Maar dan heb jij geen tijd
En ik weet waarom
Dan sluit jij luiken en zet emmers waar het lekt
En als het stil geworden is
Dan pas zoek je mij
Maar dan ben ik al weg, Anna
Ik kan niet wachten tot de storm voorbij is
Daar heb ik geen geduld voor
Maar jij
Met eindeloos geduld
Jij keert de goudrenetten op de zolder
Je laat seizoenen komen met de tijd
Je legt je neer bij wind en weer
Dat leer ik altijd weer van je
Maar toch, Anna
Een enkele keer
Heb ik een storm bedwongen
Een onweer stil gelegd
Heeft een leeuwerik gezongen
Omdat ik dat had gezegd
Dat moet je me geloven, Anna
Ja
Want, weet je nog
Toen ik uit dat hoge raam sprong
Gevlogen heb je toch, zei je, toen je pleisters op m'n knieen deed
Maar de pijn die hoort nu iets meer bij 't geluk
En als m'n knieen stuk zijn weet ik toch
Dat er iets anders is gewonnen
Zo ben ik altijd weer begonnen
Veel wijzer werd ik niet, Anna
Maar mijn geluk en mijn verdriet zijn iets dichter bij de plek waar ze horen
Je vraagt me in je brief wanneer ik weer zal komen
Terwijl jij heel goed weet dat ik niet komen zal
Wie heeft voor ons beslissingen genomen
Ik hoef het jou niet te vertellen
Jij weet; wie komen moet zal altijd komen
En wie niet komt
Die moet er ook niet zijn
In mei en juni gaan de kersen van de bomen
En in oktober zijn er druiven voor de wijn
Ik ben het meest in steden, Anna
Om daar te zoeken naar wat gras of naar een pereboom
Het zal wel nooit verand'ren, Anna
Jij hebt een plek die jou gekozen heeft om op te leven
En ik
Ik ben nooit ergens gebleven
Zo gauw iets een gegeven is
Is daar een nieuwe weg die ik moet gaan
Een nieuwe richting die ik in moet slaan
Altijd met de muziek voorop achter de liefde aan
Want sommigen die ik ontmoet
Die zie ik eigenlijk terug
Ik ken ze al zo'n honderd jaar
Ze roepen me
Ik volg hun rug die zich weer strekt
Omdat er iets toch niet verloren is
Ik volg de echo van hun stem
Die ik herken als mijn eigen stilte
Ik grijp en voel een hand die nieuw is
Maar die ik toch ken
En zal Anna pas dan gelukkig zijn
Als ik er niet meer ben
Als ik verdwijn
Op weg ben om weg te zijn
Van mezelf
Maar in een ander