Daar zou een meisje gaan halen wijn, 't was avond al zo late
Zij kwam al voor een hazelaarsboom
En daar bleef zij wat tegen staan praten
Wel hazelaars, zo zei zij, hazelaarsboom
En vanwaar bent gij zo groene
Mooi meisje, zo zei hij, meisje fijn
En vanwaar bent gij zo schoone
Waardat ik, hazelaar, zo schoone van ben
En dat zal ik jou, hazelaar, zeggen
Ik eet er gebraad en ik drink er de wijn
En ik slaap er op een zacht bedde
Eet gij er gebraad en drinkt gij de wijn
En slaapt gij op een zacht bedde koene
De koele dauw is er gevallen op mij
En daarvan ben ik zo groene
Is er de koele dauw gevallen op jou
En bent gij daarvan zo groene
Maar 's winters als 't hagelt, koud valt de sneeuw
Dan ben gij weer, hazelaar, dorre
's Winters, 't hagelt en koud valt de sneeuw
En te mei dan bloei ik weder
Mooi meisje, als gij er uw eertje verliest
En gij krijgt ze van jouw leven nooit weder