Tot ziens en het ga je goed, ik ben weg.
De muur en de spiegel in de gang.
En kijk dat zijn wij daar met een paar jaar..
Stemloos en alleen maar inmiddels niet mee bang.
Ik pak de spullen uit m'n kast, en zeg je als ik ga dan is het dit keer voorgoed.
Je bent bewuster van de cirkel dus je wacht..
Want zelfs als ik vlucht, loop ik je te gemoed.
Wacht niet op mij,
Ik rijd alleen door de stad van goud.
In jouw ogen word ik oud.
Daar waar de werkelijkheid, stil staat en sterfelijk lijkt.
Aan deze muur groeien we op in sprongen van twee jaar.
Pak het beet, geef het een naam maak het meetbaar.
Ik rijd alleen door de stad van goud.
Langs het plein en de bioscoop.
En ik weet het, morgen is niet beloofd
Dus dat houd ik in mijn hoofd bij elke meter die ik loop.
Wacht niet op mij,
Ik rijd alleen door de stad van goud.
En als ik morgen naast je wakker word.
Met de grote rode zon als plafond.
Wil ik dat je weet dat ik thuis ben,
Met de zee als mijn stille getuige.
En met de maandag ochtend als decor.
Ik besloot om te zwijgen maar je was me voor.
Dus ik houd je vast want de tijd die vliegt,
Te vaak met een negatief reis advies.
Wacht niet op mij,
Ik rijd alleen door de stad van goud.