Ik hoorde klaterhelder zingen
Op een avond langs het strandt
Aan de rand van de vloedlijn
Lag een meermin in het zand
Toen ik dichterbij kwam
Aangelokt door haar gezang
Zag ik tranen in haar ogen
Satijnen parels op haar wang
Ze zei
Ik wil weg uit het kille water
Leven op het land
Met jou leven op het land
Ze had peperblonde haren
Lichtjes frivool in de wind
Ze zat voor zich uit te staren
En had de trekken van een kind
Ze leek uit plankton geweven
En ze deed het water leven
Ik ging vertwijfeld mee
Met de koningin van de zee
Ze zei
Ik wil weg uit het kille water
Leven op het land
Met jou leven op het land
De droom brak toen aan scherven
En omstreeks middernacht
Zag een jutter op het strand
In het vale gele maanlicht
Een kring van dode vissen
In het zand
Waar een zwarte roos geklemd was
In de afdruk van een hand
Ik wil weg uit het kille water
Leven op het land
Met jou leven op het land