In de stilte van het voorjaar heb ik het wonder wel eens ontmoet
Als het witte bloesems sneeuwde in het gras
En ik heb het laten sneeuwen, laten sneeuwen op mijn hoed
In de stilte van het voorjaar, dat je zachtjes schreien doet
In de volte van de zomer zag ik ook het wonder staan
In de veldboeketten en het gouden koren
En in de nachten vol met sterren en een dichterlijke maan
Kon ik het lieve liedje van het wonder horen
De een noemt het wonder, de ander het lot
Wie weet hoe het heet mag het zeggen
De een zegt het is wonder, de ander zegt god
Maar er is niemand die het uit weet te leggen
Toch zijn er soms van die momenten dan zie je veel meer dan je ziet
Dan zie je het wonder van lente of het nou god is of niet
Dan voel je van binnen een wonder het meer is dan de bloei van een boom
En dat is toch wel heel bijzonder, ookal heeft het dan niets van een droom
De een noemt het wonder, de ander het lot
Wie weet hoe het heet mag het zeggen
De een zegt het is wonder, de ander zegt god
Maar er is niemand die het uit weet te leggen
Toch is het of het leven ons soms iets verteld
Dat meer is dan geluk of verdriet
Het leven is meer dan een dwaas of een held
Zonder het wonder leven we niet
De een noemt het wonder, de ander het lot
Wie weet hoe het heet mag het zeggen
De een zegt het is wonder, de ander zegt god
Maar er is niemand die het uit weet te leggen